zondag 17 januari 2010
Chingola (Zambia) , maandag 11 januari
Na een busrit van een uur of 5 vanuit Kabwe kom ik rond 16u toe in Chingola, dicht tegen de Congolese grens. Ik twijfel om rechtstreeks door te reizen naar Kasumbalesa, de grensovergang en van daaruit naar Lubumbashi, maar mijn contacten in Lubum raden me dit af. Dit betekent dat ik in Chingola op zoek moet gaan naar een slaapplaats. Nadat ik een eerste taxichauffeur moet achterlaten omdat hij na 5 minuten al platte band heeft – en natuurlijk zonder reservewiel op pad is – spring ik in een tweede taxi met de vraag om me enkele goedkope hotelletjes te laten zien. Al snel vraag ik – half grappend, half serieux – of ik niet bij hem kan overnachten. Na een verbaasde blik met bijhorende schaterlach zijnentwege, stemt hij toe. Hij vraagt me eerst nog of zijn ouderlijke woonst voor mij wel ‘klasse’ genoeg zal zijn maar ik stel hem gerust dat ik niet veel nodig heb. Resultaat is dat ik 10 min later op de binnenkoer van een huisje in de mijncité aan, Stephan de vader des huizes vraag ik het voor hem OK is dat ik een nacht bij hem en zijn familie doorbreng. De man zelf moet geen seconde nadenken en is direct akkoord. Meer nog: als diepgelovige is hij God zelfs dankbaar dat Hij een muzungu in zijn huis heeft gebracht! Later blijkt dat hij, onder andere vanuit zijn overtuiging, regelmatig mensen in huis opneemt: mensen die uit het ziekenhuis of de gevangenis onstlagen zijn en die pas enkele dagen later kunnen afreizen naar hun eigen huis, mensen die in Chingola moeten zijn voor ziekenbezoek maar geen plek hebben om te overnachten enz. Wat gastvrijheid betreft, is hij dus al een en ander gewend. Ik ben wel de eerste blanke die hij onderdak verleent, tot zijn eigen grote tevredenheid dus. Die hij trouwens graag deelt met mensen die hem opbellen of die we tijdens onze wandelingetjes tegenkomen.
Stephan in zijn moestuintje met uitzicht op de mijninstallaties in Chingola
Het enige wat hem wat ongerust maakt zijn de maaltijden. Het spreekt voor zich dat ik die ook bij de familie mag nuttigen, maar wat eet een muzungu in hemelsnaam, heeft hij dat wel in huis of in zijn moestuintje staan???? Als we eventjes later in zijn moestuintje rond wandelen en het hem duidelijk wordt dat ik in Lubumbashi ook matembele (bladeren van de zoete aardappelplant), ngai-ngai, lenga-lenga en vooral nshima (fufu) eet, zijn alle zorgen van de baan en kan zijn humeur – en het mijne – niet meer stuk.
Op deze foto geen nshima, maar rijst met rupsen, boordevol proteïnen!
Om een lang verhaal kort te maken: ik heb dus het voorrecht om gedurende een dag en een nacht uitgebreid van de gastvrijheid te kunnen genieten van de familie Kawamya Mwansa. Qua onderdompeling kan dat wel tellen...
Enkel mijn kleur verraadt dat ik geen familie ben, toch?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten